Je merkte misschien al dat de smaak van het kraanwater bij je thuis kan verschillen van de smaak op een andere locatie, bijvoorbeeld op je werk, bij een familielid, op vakantie …

Elk water heeft zo zijn eigen smaak. We kunnen de smaak van water op verschillende manieren ervaren. Soms is het te bitter, te zout of soms te hard.

We vroegen ons af:

  • Hoe komt het dat kraanwater overal anders proeft?
  • Zijn er grote smaakverschillen tussen het water dat we op verschillende locaties produceren?
  • Waarom vinden mensen kraanwater lekker of minder lekker?

Deze 3 factoren bepalen de smaak:

  1. temperatuur van het water
  2. minerale samenstelling van het water
  3. mate waarin de samenstelling van het water varieert.

Vooral de bron of de oorsprong van het ruwe water waarmee we ons kraanwater maken ligt aan de basis van deze 3 factoren. Zo heeft heel diep gewonnen grondwater een hogere temperatuur tegenover ondiep gewonnen grondwater. De minerale samenstelling van ruw grondwater dat bijvoorbeeld in een krijtlaag gewonnen is, verschilt structureel van water gewonnen uit een andere bodemlaag. De mate waarin de samenstelling van het water varieert zal bijvoorbeeld ook groter zijn bij oppervlaktewaterwinningen, omdat de seizoensimpact hier groter is. Deze voorbeelden tonen aan dat de smaak van het water dat we winnen op de diverse locaties onderling structureel kan verschillen.

Wat betekent dit voor het drinkwater dat we zelf produceren?

  • Water heeft best geen uitgesproken smaak. Een geschikte temperatuur (bijvoorbeeld zoals in de koelkast (4-7°C)) zal de smaakbeleving verbeteren door de smaak te milderen. Bij hogere temperaturen zal een smaak(afwijking) versneld worden waargenomen.
  • Een verandering in minerale samenstelling van het water zal een verandering in smaak geven. Een smaakverandering wordt vaak in eerste instantie ervaren als negatief. Men moet er eerst aan ‘wennen’.
  • De minerale samenstelling van het geproduceerde water verschilt tussen de waterproductiecentra. Dit is een natuurlijke rijkdom. Dus wanneer men bijvoorbeeld verhuist of bij vrienden kraanwater drinkt, kan er een smaakafwijking worden waargenomen, omdat dit van een andere bron kan komen.
  • Waterbronnen kunnen ook schommelingen vertonen doorheen het jaar. Een bron zoals oppervlaktewater schommelt meer dan een grondwater. Deze schommelingen zijn volledig normaal en veilig, maar kunnen dus ook een smaakverandering geven.
  • Het totale mineraalgehalte is gelinkt aan de geografische ligging van een bron. Dit is dus een natuurlijk aanwezige rijkdom: een troef wat wijst op een lokaal en natuurlijk product (streekproducten zoals bieren, kazen en wijnen hebben dit ook).
  • Elke bron heeft zijn eigen karakteristieken. Soms kunnen individuele elementen dicht tegen hun smaak-drempelwaarde liggen waardoor dit als een (sterke) ondertoets kan ervaren worden.
Onze kraanwaters hebben een minerale samenstelling binnen de optimale grenzen. De samenstelling van deze waters ligt trouwens binnen de variatie die ook aanwezig is in flessenwaters.